FAQ Kwalificeren grond
Op deze pagina vindt u veel gestelde vragen en antwoorden over BRL 9335 en de daarbij horende protocollen 9335-1, 9335-2, 9335-4 en 9335-9.
Hoe moet je een partij van onbekende herkomst keuren?
Bij elke partij die wordt ontgraven moet voorinformatie bekend zijn. Die voorinformatie (overeenkomstig NEN 5725 of NEN 5717) is ook noodzakelijk om een partij te kunnen keuren (overeenkomstig SIKB protocol 1001) of om de partij te kunnen aanbieden bij een erkende grondbank (overeenkomstig protocol-9335-1).
Bij hoge uitzondering kan het voorkomen dat de voorinformatie niet beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat een partij door onbevoegden is gedumpt op een terrein. In gevallen waar de herkomst wel bekend is kan uiteraard alsnog voorinformatie over een partij worden verzameld. Is dat niet mogelijk, dan is de partij ‘een partij van onbekende herkomst’, waarvan de voorgeschiedenis niet bekend is en niet is te achterhalen. Een dergelijke partij kan niet worden onderzocht door middel van een partijkeuring omdat er geen vooronderzoek overeenkomstig NEN 5725 of NEN 5717 kan worden uitgevoerd. De enige optie die dan overblijft is om een dergelijke partij aan te bieden aan een grondbank die is erkend overeenkomstig BRL 9335 en onderliggend protocol 9335-1. De aanbieder van de partij dient daarbij expliciet aan te geven dat de voorinformatie ontbreekt en dat die informatie ook niet is te achterhalen. De grondbank behandelt een dergelijke partij als die kleiner is dan 25 m3 door de partij indicatief te keuren op stoffenpakket pakket D overeenkomstig paragraaf 6.2.3 van protocol 9335-1. Vervolgens wordt een dergelijke partij door de grondbank op basis van de resultaten van die indicatieve keuring verder behandeld overeenkomstig protocol 9335-1. Als de partij groter is dan 25 m3 behandelt de grondbank deze partij overeenkomstig paragraaf 6.3.5 van protocol 9335-1 als een illegaal samengevoegde partij. De grondbank is hiertoe ingericht en wordt hier op gecontroleerd.
Het laten overnemen van een 'partij van onbekende herkomst' door een grondbank is relatief kostbaar. Ontdoeners kunnen hier terughoudend in zijn. In veel gevallen wordt het aanbieden van een partij bij een grondbank op grond van het voorgaande dan ook ‘opgedragen’ door het bevoegde gezag naar aanleiding van toezicht en handhaving. Daarom wordt het bevoegd gezag geadviseerd om af te dwingen dat na afvoer van de ‘partij van onbekende herkomst’ een bewijs wordt overlegd over de acceptatie. Bevoegd gezag kan vervolgens aan de hand van bijvoorbeeld een ontvangstbewijs of de factuur van een grondbank zekerheid verkrijgen dat de partij daadwerkelijk is overgedragen aan en geaccepteerd door een grondbank.
Wat zijn bij een audit voor protocol 9335-4 de bewijsmiddelen voor deelname aan een clusterorganisatie?
Een certificaathouder voor protocol 9335-4 kan deel uitmaken van een clusterorganisatie.
In par 6.2 van protocol 9335-4 worden hiertoe eisen gesteld. Deze gelden o.a. voor de overeenkomst tussen de certificaathouder en de clusterorganisatie, de omvang van het cluster in relatie tot de uit te voeren partijkeuringen en de rapportage over alle binnen het cluster uitgevoerde productiekeuringen van alle aangesloten certificaathouders.
Ivm concurrentiegevoelige informatie kan de clusterorganisatie geen rapport vóór alle certificaathouders opstellen met daarin de resultaten van alle productiekeuringen van alle individuele certificaathouders binnen het cluster. Wel kan de clusterorganisatie hier aan een certificerende instelling (met accreditatie voor BRL 9335) – op vertrouwelijke basis – inzicht in geven. Deze dient dan te beoordelen of de clusterorganisatie voldoet aan de eisen uit Protocol 9335-4.
Daarmee geldt – voor het aantonen van het voldoen aan de eisen uit par 6.2 – als bewijsmiddel bij de audit de volgende set van bewijsmiddelen:
- algemeen: Een overeenkomst met een clusterorganisatie waarin de laatste verklaart te werken volgens BRL 9335, protocol 9335-4 én
- 1e, 3e en 4e bullet: Een overzicht waarop alle leden van de clusterorganisaties (zijnde de deelnemende certificaathouders, inclusief hun locaties) alsmede de uitgevoerde en geplande keuringen zijn opgenomen. Dit kan schriftelijk of door middel van vermelding op een website plaatsvinden én
- 2e bullet: de rapportage over de productiekeuringen van de certificaathouder die wordt geaudit én
- 2e bullet: inzicht in alle productiekeuringen binnen het cluster alsmede de resultaten daarvan. Dit inzicht wordt gegeven door de clusterorganisatie aan de certificerende instelling van betreffende certificaathouder. Een certificerende instelling kan dit verkregen inzicht gebruiken bij de audit van verschillende certificaathouders, voor zover deze lid zijn van de betreffende clusterorganisatie.
Is erkenning verplicht voor de opslag en overslag van schone grond en klasse wonen/industrie?
Is erkenning verplicht voor het mengen van deze stromen met organische producten, compost uit eigen bedrijf of voor het zeven van stenen en dergelijke?
De regeling voor het certificeren en erkennen van grondbanken is opgenomen in het Besluit Bodemkwaliteit. Voor grondbanken is van toepassing 'BRL 9335: Grond'. Dit certificatieschema bevat vier protocollen. De belangrijkste drie zien toe op milieuhygiënische kwalificatie van grond:
- protocol 9335-1 voor milieuhygiënische kwalificatie van hergebruiksgrond en van kleinere partijen;
- protocol 9335-2 voor milieuhygiënische kwalificatie van grond uit projecten resp. uit procesmatige reiniging;
- protocol 9335-4 voor milieuhygiënische kwalificatie van van samengestelde grondproducten, zoals bomenzand en teelaarde;
- protocol 9335-9 voor civieltechnische kwalificatie van partijen grond die door dezelfde certificaathouder ook milieuhygiënisch gekwalificeerd worden of zijn volgens één van de andere drie protocollen.
Op op- en overslag van grond zal vermoedelijk protocol 9335-1 van toepassing zijn. Op het mengen en aanrijken mogelijk protocol 9335-4. Meer gerichte informatie kunt u wellicht het beste opvragen via uw certificatie-instelling. Meer informatie over erkenning in de zin van het Besluit bodemkwaliteit kunt u vinden bij Bodem+.
Waarom zit PFAS niet in het Stoffenpakket D uit BRL 9335?
Op dit moment geldt een tijdelijk handelingskader. Zodra het handelingskader rond PFAS definitief is, kan PFAS aan het Stoffenpakket D toegevoegd worden.
Tussentijds geldt evenwel het volgende:
Indien uit de voorinformatie bekend is of tijdens de bemonstering wordt vermoed dat er stoffen aanwezig zijn in gehalten hoger dan de Achtergrondwaarde en deze stoffen maken geen deel uit van het toegepaste standaardpakket, dan wordt de partij ook op deze stoffen onderzocht.
Hoe moeten we omgaan met de resultaten van de keuring van deelpartijen van een illegaal samengevoegde partij om tot een classificatie voor deze partij te komen? Moeten we deze resultaten middelen of uitgaan van de slechtste resultaten?
De samengevoegde partij moet als geheel worden verhandeld, ook al is de partij in meerdere al dan niet fysiek gescheiden deelpartijen gekeurd (volgend uit Protocol 9335-1, par 6.9). Daarbij mag de kwalificatie mag nooit gunstiger zijn dan de informatie over de individuele partijen voorafgaand aan de samenvoeging. Omdat er geen voorinformatie beschikbaar is, moeten de resultaten van de minst gunstige deelpartij gebruikt worden voor kwalificatie voor het geheel. Dit naar analogie met de situatie waarin wel voorinformatie aanwezig zou zijn. In dat geval zou immers de kwaliteit van de samengevoegde partij nooit gunstiger mogen worden gekwalificeerd dan de minst gunstige informatie over de individuele partijen voorafgaand aan de samenvoeging.
Moet bij iedere partij grond die in een samengesteld grondproduct wordt gebruikt een asbestmeting moet worden uitgevoerd?
Het antwoord is nee, dit hoeft niet.
In protocol 9335-4, par 6.4.2 is bepaald dat grond en zand bij ingangscontrole en acceptatie moeten worden voorzien van een kwaliteitsdocument, waaronder een partijkeuring of Milieuhygiënische verklaring BRL 9335. Daarbij geldt als aanvullende bepaling dat in grond die voorzien is van een partijkeuring op basis van protocol 1001 of een Milieuhygiënische verklaring BRL 9335, geen meetbaar asbest boven de rapportagegrens is aangetoond.
Een partijkeuring op basis van protocol 1001 of een milieuhygiënische verklaring BRL 9335 op basis van protocol 9335-1 or 9335-2 komt onder erkenning en certificaat tot stand en is een wettig bewijsmiddel. Onderdeel van de totstandkoming is een vooronderzoek. Als uit dit vooronderzoek blijkt dat asbestverdenking kan worden uitgesloten, hoeft de certificaathouder protocol 1001 resp. protocol 9335-1 of -2 niet op asbest te toetsen. Er wordt dan in de partijkeuring c.q. de milieuhygiënische verklaring geen meetbaar asbest boven de rapportagegrens aangetoond. De grond voldoet daarmee aan de aanvullende bepaling uit par 6.4.2 van protocol 9335-4, er hoeft geen aparte asbestmeting te worden uitgevoerd bij acceptatie binnen protocol 9335-4.