Vloer en verharding
Bodembeschermende voorzieningen zijn fysieke voorzieningen ter beperking van de kans dat stoffen in de bodem kunnen komen. Voorbeelden zijn vloeren, verhardingen en bedrijfsrioleringen.
Elementen bodemvoorzieningen
Bij een klein aantal bodembedreigende activiteiten is een elementen bodemvoorziening toegestaan. Dit betreft een voorziening bestaande uit bijvoorbeeld tegels of stelconplaten waarbij de naden niet afgedicht hoeven te zijn. Dit is alleen toegestaan bij activiteiten waarbij onder normale omstandigheden geen uitloging of lekkage naar de bodem te verwachten valt. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan gesloten ADR verpakkingen of losgestort materiaal dat inpandig is opgeslagen. Ook geldt bij dit type voorzieningen dat het bedrijf adequaat moet zijn ingericht om bij eventuele calamiteiten snel te kunnen handelen.
Aaneengesloten bodemvoorzieningen
Bij geringe vloeistofbelasting volstaat een aaneengesloten bodemvoorziening (voorheen: vloeistofkerende vloer). Een aaneengesloten bodemvoorziening kan allerlei vormen hebben (gestort beton, elementen, etc) waarbij in ieder geval alle aanwezige naden zijn afgedicht. Uitgangspunt is dat vloeistoffen die op een aaneengesloten bodemvoorziening terechtkomen, direct worden opgeruimd om indringing in de bodem te voorkomen. Naarmate de kerende werking minder effectief is, moet er sneller en grondiger opgeruimd worden. Het bedrijf moet hier adequaat op voorbereid zijn (materiaal, werkinstructies, trainingen).
Vloeistofdichte bodemvoorzieningen
Een vloeistofdichte bodemvoorziening wordt als de beste effectgerichte maatregel tegen bodemverontreiniging beschouwd. Wanneer het een voorziening voor grootschalig tanken (meer dan 25m3 per jaar) betreft dan moet de aanleg plaatsvinden door een erkend BRL SIKB 7700 aannemer.
In diverse situaties is een vloeistofdichte bodemvoorziening in de wetgeving voorgeschreven. Een vloeistofdichte bodemvoorziening moet ten minste eenmaal per jaar door de ondernemer (houder van de inrichting) zelf worden gecontroleerd om te zien of de vloer nog steeds aan de eisen voldoet. Bij gebreken moet deze worden hersteld door een gecertificeerde aannemer of na herstel door een inspecteur worden beoordeeld.
Eenmaal in de zes jaar moet de voorziening worden geïnspecteerd door een onafhankelijke AS SIKB 6700 inspecteur. Dat kan met meerdere technieken: visueel, met geo-electrische metingen, met hydrologische metingen (onder water zetten en afpersen) en met luchttestsystemen. Wanneer de voorziening aan alle criteria voldoet dan wordt een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening verstrekt.
Bedrijfsriolering
Wanneer op een vloeistofdichte bodemvoorziening een bedrijfsriolering is aangesloten dan moet deze ook vloeistofdicht zijn overeenkomstig AS SIKB 6700. Eenmaal in de zes jaar moet de voorziening worden geïnspecteerd door een onafhankelijke AS SIKB 6700 inspecteur, dit gebeurt doorgaans met een hydrologische meting (onder water zetten en afpersen). Bij goedkeuring wordt ook hier een Verklaring Vloeistofdichte Voorziening verstrekt.