BRL SIKB 1000 (versie 9.1)
BRL SIKB 1000 (versie 9.1): Wat is de verantwoordelijkheidsverdeling bij de uitbesteding van de feitelijke monsterneming?
Er zijn twee situaties te onderscheiden:
Situatie 1: Certificaathouder 1 neemt de opdracht aan voor een partijkeuring conform protocol 1001. Certificaathouder 1 voert het vooronderzoek uit en stelt het monsternemingsplan op. Zij besteedt het veldwerk en de overdracht van de monsters aan een geaccrediteerd lab uit aan Certificaathouder 2.
- Certificaathouder 1 controleert de voorinformatie (en vult deze eventueel aan) en stelt het monsternemingsplan op. Dit monsternemingsplan wordt overgedragen aan Certificaathouder 2.
- Certificaathouder 2 voert de aan haar uitbestede werkzaamheden uit binnen haar eigen kwaliteitssysteem. Ze controleert het monsternemingsplan in het veld en koppelt eventuele afwijkingen terug aan haar eigen Projectleider. Deze kan hierover in overleg treden met de Projectleider van Certificaathouder 1, maar kan ook binnen het eigen kwaliteitssysteem beslissen om het aan te passen. Dit wordt vastgelegd.
- Certificaathouder 2 voert vervolgens de monsterneming uit en verzorgt de overdracht van monsters aan een geaccrediteerd laboratorium. Ook stelt zij het monsternemingsverslag op.
- Certificaathouder 2 draagt het verslag over aan Certificaathouder 1.
- Certificaathouder 1 stelt de rapportage van de partijkeuring op, waarbij zij vermeldt dat de partijkeuring is uitgevoerd door Certificaathouder 2 met vermelding van naam van de geregistreerde monsternemer.
Situatie 2: Certificaathouder 1 neemt de opdracht aan voor een partijkeuring conform protocol 1001. Zij besteedt alle werkzaamheden uit aan Certificaathouder 2.
- Certificaathouder 1 controleert aantoonbaar de certificering en erkenning van Certificaathouder 2.
- Certificaathouder 2 voert alle werkzaamheden onder haar verantwoordelijkheid uit. Daaronder begrepen de controle van de voorinformatie (incl. eventuele aanvulling daarvan), het opstellen van het monsternemingsplan, de overdracht van monsters aan een geaccrediteerd laboratorium en het opstellen van het monsternemingsverslag en het rapport. De projectleider van Certificaathouder 2 accordeert dit verslag en het rapport.
- Certificaathouder 2 draagt het verslag en het rapport over aan Certificaathouder 1.
BRL SIKB 1000 (versie 9.1): Is de onderhoudseis aan de projectleider BRL SIKB 1000 correct?
In par 3.7.2 van BRL SIKB 1000 staan o.a. de kennis- en ervaringseisen aan een projectleider genoemd. Dit betreft o.a.
Voor projectleiders gelden de volgende basiseisen wat betreft kennis en ervaring:
- een hbo-opleiding voor civiele techniek, milieu- of cultuurtechniek of een direct gelijkwaardige opleiding aangevuld met minimaal 2 jaar ervaring met als hoofdtaak projectleider op basis van de werkvelden die genoemd staan in hoofdstuk 2 en in BRL SIKB 2000 of BRL SIKB 6000, waarbij jaarlijks minimaal 10 projecten in het kader van BRL SIKB 1000 worden uitgevoerd;
- deze eis kan ook worden ingevuld door een aantoonbaar vergelijkbaar kennis- en ervaringsniveau, aangevuld met minimaal 3 jaar ervaring met als hoofdtaak projectleider op basis van de werkvelden die genoemd staan in hoofdstuk 2 en in BRL SIKB 2000 of BRL SIKB 6000. Deze ervaring hoeft niet per se alleen zijn opgedaan in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Wenselijk is praktische kennis en ervaring met het opstellen van een onderzoeksopzet met monsternemingsstrategie.
Bij de tweede bullit is abusievelijk de eis weggevallen dat een projectleider jaarlijks minimaal 10 projecten in het kader van BRL SIKB 1000 uit moet voeren. Deze ervaring is echter wel verplicht, de certificatie-instelling ziet hier op toe.
Protocol 1001 (versie 9.1): Is een projectleider verantwoordelijk voor de kwaliteit van het vooronderzoek?
Nee. Voorafgaand aan de monsterneming moet de projectleider het monsternemingsplan opstellen. Dit moet op basis van beschikbare gegevens gebeuren waaronder een vooronderzoek conform NEN 5717 danwel NEN 5725, zoals voorgeschreven in Rbk 2022.
Deze gegevens uit het vooronderzoek worden daarmee gegenereerd buiten de scope van de monsterneming, waardoor de projectleider hier niet verantwoordelijk voor is. Wel mag verwacht worden dat de projectleider op basis van ervaring en deskundigheid het vooronderzoek beoordeelt op ‘juiste uitvoering van het vooronderzoek’ en ‘logische uitkomsten’. Bij twijfel moet de projectleider hier op anticiperen.
Protocol 1001 (versie 9.1): Mogen een depot en de daaronder gelegen bodem als één partij worden gekeurd? Bijvoorbeeld als het depot bestaat uit grond die is ontgraven uit een bouwput en direct naast de bouwput is geplaatst?
Het combineren van monsterneming van grond in depot (ex-situ) en grond in de bodem (in-situ) is niet toegestaan.
Protocol 1001 (versie 9.1): Hoe moet een partij worden gekeurd die bestaat uit meerdere bodemkwaliteiten die door civieltechnische werkzaamheden (onvermijdbaar) zijn vermengd?
Bij sommige civieltechnische werkzaamheden, zoals boren van schroefpalen of uitvoering van gestuurde boringen, is het gescheiden ontgraven uitvoeringstechnisch niet mogelijk. Daarbij geldt het volgende:
- Als voorafgaand aan de civieltechnische werkzaamheden wordt geconstateerd dat er lagen van verschillende kwaliteit om uitvoeringstechnische redenen niet gescheiden ontgraven kunnen worden, dan kan de initiatiefnemer een maatwerkvoorschrift aanvragen bij het bevoegd gezag (gemeente of Omgevingsdienst namens gemeente) om hiermee af te mogen wijken van de regels voor gescheiden ontgraven volgens de artikelen 4.1222 of 4.1230 van het Bal.
Als het bevoegd gezag instemt met het maatwerkvoorschrift, is vanaf dat moment geen sprake van een overtreding van de regelgeving. De partij kan dan als één partij worden gekeurd.
- Als na de werkzaamheden wordt geconstateerd dat er lagen van verschillende kwaliteit zijn samengevoegd door het niet gescheiden ontgraven zonder hiervoor instemming te vragen bij het bevoegd gezag, is er sprake van een overtreding van de regels uit het Bal en betreft het een illegale samenvoeging. Het inkeuren van de grond kan dan, via een grondbank, als illegaal samengevoegde grond onder protocol 9335-1. Daar dit in de praktijk kostbaar is, is dit economisch ongunstiger dan gescheiden ontgraven.
Als bij het niet gescheiden ontgraven van bodemlagen van verschillende kwaliteitsklassen sprake is een of meer bodemlagen met de kwaliteitsklasse matig of sterk verontreinigd al dan niet met schonere bodemlagen, dan moet de ontstane partij gekwalificeerd worden in de kwaliteitsklasse matig of sterk verontreinigd. Gunstiger kwalificeren is dan niet toegestaan. Dit volgt uit artikel 5.11 derde lid van de Rbk 2022. De grond mag dan alleen worden toegepast op basis van gebiedspecifiek beleid, maatwerkregels of maatwerkvoorschriften. Als dergelijke toepassing niet mogelijk is, moet bewerking conform BRL SIKB 7500 plaats vinden.
Protocol 1001 (versie 9.1): Mogen verschillende rasters bij één partijkeuring gebruikt worden indien sprake is van meerdere depots of bij in-situ gescheiden vlakken?
Uitgangspunt is dat er sprake is dat slechts één raster op een gehele partij kan worden toegepast en dat er voor één partij niet meerdere rasters kunnen worden toegepast.
- Indien een partij over meerdere vakken wordt verdeeld maar het wel één partij blijft dan moet het raster over alle vakken genomen worden.
- Indien een partij wordt verdeeld over meerdere vakken of depots en het is niet meer één partij, dan dient elke alsdan ontstane partij apart gekeurd te worden, ieder met een eigen raster.
Protocol 1001 (versie 9.1): Mag ik een partij herkeuren en hoe moet ik omgaan met beschikbare meetgehalten?
Op basis van de regelgeving, beoordelingsrichtlijnen en protocollen is het niet verboden om een herkeuring uit te voeren. Maar in de classificatie van de partij moeten wel alle beschikbare analyseresultaten per parameter betrokken worden in de toetsing van de gemiddelde waarde.
Een uitzondering hierop kan zijn als één van de onderzoeken minder nauwkeurig is of er twijfels bestaan over een afwijkend meetresultaat. Dit moet goed worden beargumenteerd. Een voorbeeld kan zijn dat bij één van de keuringen sprake is van een matrixstoring of een meetfout.
Het kan ook voorkomen dat, bewust of onbewust, twee partijkeuringen zijn uitgevoerd op dezelfde partij. Als beide partijkeuringen leiden tot een verschillend toetsingsresultaat, kunnen de meetresultaten worden gemiddeld. Als voorwaarde geldt wel dat het herkeuren moet plaatsvinden op exact dezelfde partij.
Voor asbest geldt dat in paragraaf 8.8 van de NEN 5707 staat vermeld dat bij verschillen tussen mengmonsters bij partijkeuringen, uitgegaan kan worden van het gemiddelde, op voorwaarde dat de resultaten binnen elkaars betrouwbaarheidsintervallen (onder- en bovengrens) vallen. Wanneer dit niet het geval is moet het hoogste gehalte worden beschouwd als maatgevend voor de gehele partij.
Protocol 1001 (versie 9.1): Hoe moeten dieper gelegen lagen bemonsterd worden als de bovenste laag na bemonstering van die laag wordt weggegraven?
Voor bemonsteren geldt de systematiek met 2 x 50 grepen als uitgangspunt. In uitzonderingssituaties (bij uitvoeringstechnische bezwaren) kan de systematiek met 2 x 6 grepen gebuikt worden, bijvoorbeeld in diepe lagen of onder aaneengesloten verharde oppervlakten. Deze uitzondering is niet aan de orde als de bovenste laag na bemonstering van de bovenste laag en vóór bemonstering van de dieper gelegen laag wordt afgegraven: de uitvoeringstechnische bezwaren zijn dan weggenomen en bemonstering van de oorspronkelijk diepere lagen moet plaatsvinden op basis van 2 x 50 grepen.
Protocol 1001 (versie 9.1): Zijn granulaten te beschouwen als duurzaam aaneengesloten verhardingen met als gevolg een ander monsternemingsregime?
Van een ‘duurzaam aaneengesloten verhardingslaag’ wordt gesproken als de betreffende toplaag niet makkelijk te verwijderen is. Een asfaltverharding of een (vloeistofdichte) betonnen vloer zijn hier voorbeelden van. Een klinkerverharding of stoeptegels zijn wel makkelijk te verwijderen en worden daarom niet als een duurzaam aaneengesloten verharding gezien. Dit geldt ook voor granulaten. Mogelijk zijn ze na toepassing aan elkaar verkleefd, maar ze zijn ook bij uitname niet duurzaam aaneengesloten,
Indien sprake is van een duurzaam aaneengesloten verharding, kan conform protocol 1001 in beginsel met 2 x 6 grepen per 2.000 ton worden volstaan. Als er geen sprake is van een duurzaam aaneengesloten verharding geldt een monsternemingsregime van 2 x 50 grepen.
Een nadere definitie en afbakening van het begrip ‘duurzaam aaneengesloten verharding‘ (bijvoorbeeld door specificatie van een minimumoppervlakte van een verhardingselement en/of de minimale ‘bedekkingsgraad’) is op voorhand niet eenduidig mogelijk gebleken, en in protocol 1001 achterwege gelaten. Dit betekent dat van geval tot geval moet worden beoordeeld (mede i.o.m. bevoegd gezag) of een bestaande verharding als (voldoende) duurzaam aaneengesloten moet worden aangemerkt. Verdere projectgebonden besluitvorming dient in voorkomende gevallen door opdrachtgever of monsternemingsbureau in samenspraak met bevoegd gezag of eventueel certificerende instelling plaats te vinden; SIKB kan hierin niet als beslisorgaan optreden.