Herstelplicht
Wie de bodem vervuilt, moet de verontreiniging ook opruimen. Als uit de vergelijking tussen de nulsituatie en eindsituatie blijkt dat de bodem is verontreinigd of aangetast, moet de bodemkwaliteit worden hersteld.
Herstel naar de nulsituatie is aan de orde indien die situatie is vastgelegd. In andere gevallen wordt hersteld naar de achtergrondwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit.
Herstel van de bodem moet worden uitgevoerd met de best beschikbare techniek, door een persoon of instantie die een erkenning bezit op grond van het Besluit bodemkwaliteit.
De herstelwerkzaamheden moeten uiterlijk binnen zes maanden na toezending van het bodemrapport aan het bevoegd gezag aanvangen. Indien de bodemverontreiniging of -aantasting het gevolg is van een ongewoon voorval, dienen de herstelmaatregelen echter onverwijld te worden genomen. Dat vloeit voort uit artikel 13 van de Wet bodembescherming. In dergelijke gevallen kan dus geen zes maanden worden gewacht, maar moet onmiddellijk worden gestart met het herstel.