Nieuws van het Centraal College van Deskundigen Datastandaarden
Al ontbrak de taart, de bijeenkomst van het Centraal College van Deskundigen Datastandaarden (CCvD-D) 23 juni jl. kende een feestelijke start. Dit dankzij de toetreding van Stichting RIONED tot het College, waarin SIKB en het Informatiehuis Water sinds begin 2014 samenwerken. Met de aansluiting van Stichting RIONED zijn alle standaarden voor data-uitwisseling op het gebied van bodem, archeologie, water en riolering nu onder één dak gebracht.
Daarna besteedde het College eerst aandacht aan een aantal kleine wijzigingen in de datastandaard SIKB0101, om vervolgens wat uitgebreider stil te staan bij verschillende aanpassingen in het Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW). Het GWSW is een digitale verzameling van definities van alle objecten die onderdeel uitmaken van het stedelijk waterbeheer en de riolering. Het gaat daarbij niet alleen om hun eigenschappen, maar ook om hun onderlinge relaties. Dit Gegevenswoordenboek is een belangrijk instrument voor gestandaardiseerd gegevensbeheer en –uitwisseling ten behoeve van de gemeentelijk watertaken. Het GWSW kent enkele specifieke toepassingen, waaronder voor het reinigen en inspecteren van rioleringen; het GWSW Rib. Voor zowel de overheid als de aannemer is het GWSW van groot belang om de werkzaamheden goed te verrichten. Daarom wordt bijvoorbeeld aandacht geschonken aan ogenschijnlijk gedetailleerde opmerkingen als: ‘Waaraan de stagnatie "Storing materieel" koppelen als het meerdere objecten betreft? Bijvoorbeeld als de kabel breekt bij de reiniging van leidingen A-B-C’. Wanneer een dergelijke storing door de gemeente niet op een gestandaardiseerde wijze wordt gemeld bij een aannemer, dan is het voor laatstgenoemde lastig om hierover adequaat terug te koppelen.
Een agendapunt met een wat hoger abstractieniveau bevatte de vraag naar de (on)wenselijkheid om datastandaarden bij wet vast te leggen. Op verzoek van het College verzorgde Eric Ruwiel, coördinator standaardisatie en certificering bij het ministerie van I&M, eerst een presentatie over het kabinetsbeleid op dit gebied. Ruwiel gaf ook een aantal voors- en tegens aan om op die wijze standaarden te verankeren. Weliswaar is er veel te zeggen voor een wettelijke borging van standaarden, maar daartegenover staat dat de wetgever, de overheid, een trage partner is. ‘CCvD’s zijn typisch Nederlandse producten’, aldus Ruwiel, ‘die nauw aansluiten bij het zelfregulerende vermogen van de betreffende sector. Een CCvD kan vele malen sneller en flexibeler reageren op ontwikkelingen binnen die sector dan een overheid’. ‘Daarnaast’, beklemtoonde hij, ‘beschikken CCvD’s over expertise die de wetgever mist’. Het debat wordt in de volgende bijeenkomst verder gevoerd, aan de hand van een op te stellen position paper.
Ook internationaal wordt gestandaardiseerd, bijvoorbeeld rond het waterbeheer. Edwin Wisse van het Informatiehuis Water lichtte aan de hand van de Nederlandse Aquo-standaard de ontwikkelingen toe.
De Aquo-standaard uniformeert gegevens betreffende het waterbeheer en vormt de digitale schakel tussen Rijkswaterstaat, provincies en waterschappen. Gestandaardiseerde uitwisseling van gegevens vindt ook plaats tussen waterbeheerders en bedrijven en onderzoeksinstellingen, en daar doemt een aandachtspunt op, aldus Wisse. Met name leveranciers verwijzen steeds meer naar internationale standaarden en hebben, constateert hij, ‘last van een overdaad aan Nederlandse codelijsten en domeintabellen’.
Tot slot ging Marcel Reuvers in op de ontwikkelingen rond de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Met de BRO moeten alle gegevens over de ondergrond van Nederland beschikbaar komen in één centrale database.
De content voor de BRO wordt in delen, zogenoemde ‘tranches’, opgebouwd. Met de eerste tranche is inmiddels gestart, kon Reuvers melden; het ontwikkelen van standaarden voor geotechnisch sondeeronderzoek, booronderzoek, grondwatermonitoringput en mijnbouwwetvergunning. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op reeds bestaande standaarden als SIKB0101 en AQUO.
Een vergadering vol inhoudelijk debat, die desondanks door voorzitter Kees Keuzenkamp keurig op de beoogde eindtijd kon worden afgesloten.