Rapport evaluatie kwaliteitssysteem archeologie gepubliceerd
Het systeem werkt, maar bereikt niet alle gestelde doelen. Dat is samenvattend de uitkomst van de evaluatie van het nieuwe kwaliteitssysteem archeologie. Het Centraal College van Deskundigen Archeologie vindt de evaluatie in grote lijnen herkenbaar en gaat een vervolg geven aan de getrokken conclusies.
Op 1 juni 2016 is – tegelijk met de invoering van de Erfgoedwet – voor de Nederlandse archeologie een nieuw kwaliteitssysteem in werking getreden. De basis voor dit kwaliteitssysteem wordt gevormd door certificering op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 4000. Daarnaast is er de (verplichte) registratie van archeologen (‘actoren’) die (proces)stappen uitvoeren die in de protocollen van de KNA beschreven staan.
Eventuele knelpunten
Het CCvD Archeologie heeft bij aanvang van de implementatie van dit nieuwe systeem besloten om dit na circa twee jaar te laten evalueren, zodat indien nodig tijdig aanpassingen doorgevoerd kunnen worden als er bijvoorbeeld knelpunten zouden zijn met de (her)registratie van actoren. Deze evaluatie is in 2019 uitgevoerd door bureau SIRM op basis van een door het CCvD vastgesteld Plan van Aanpak. De evaluatie berust op een combinatie van desk-research, interviews, web-enquêtes en een veldraadpleging.
Nog te kort van kracht
Het verslag van de evaluatie, ‘Graven naar verbetering’, start met de constatering dat het kwaliteitssysteem nog te kort van kracht is voor een evenwichtige evaluatie. Het kwaliteitssysteem (KNA/BRL en het actorregister) zijn in het algemeen voldoende toegesneden op de KNA-kwaliteit en borgt die kwaliteit voldoende voor zover die betrekking heeft op de uniformering van processtappen en de realisatie van een gelijk speelveld. Dat is positief, natuurlijk met ruimte voor verbetering. Tegelijk wordt het systeem als onbevredigend ervaren omdat het niet tot een (aantoonbaar) beter inhoudelijk resultaat leidt en voelen vele uitvoerders zich niet gekend bij de totstandkoming en de inhoud van het systeem.
Enige verwondering
Het CCvD tekent hierbij aan dat beide laatste punten zeker niet (alleen) zijn terug te voeren op de recente totstandkoming van het systeem. Daarom past van de kant van het CCvD op dit punt bescheidenheid. ‘Maar niet zonder enige verwondering: immers de KNA zelf is niet wezenlijk anders dan voor invoering van de Erfgoedwet (los van de toevoeging van het protocol Specialistisch Onderzoek), wel zijn de protocollen toetsbaar gemaakt. De BRL en de aanpassingen van de protocollen zijn tot stand gekomen in een proces waarvan voorbereidingscommissies, velddagen en tervisielegging (met de communicatie daarover) onderdeel uitmaakten. Anders is dat nu wel op de naleving/ uitvoering wordt toegezien door interne/externe audits en door hertoetsing van actorschappen.’
Concrete verbeteringen
Het CCvD zal bij het vervolg een drietal, elkaar niet uitsluitende, sporen volgen; achtereenvolgens concrete verbeteringen realiseren, een aantal discussies (opnieuw) voeren en op basis daarvan aanpassingen aanbrengen en onderdelen van het bestel ter discussie stellen.
Link naar het eindrapport: Graven naar Verbetering