Column: De bodemprikker - Sytze Keuning (directeur Bioclear)
Tot ver in de jaren zeventig was het heel gewoon om oude sloten te dempen met vast huishoudelijk en bedrijfsafval, zoals hout, sloopmateriaal en afgedankte spullen die je nu naar de vuilstort zou brengen. Bovendien konden er wel wat sloten gemist worden, dat leverde grotere percelen op die efficiënter te bewerken zijn. Ik heb mijn vader, die boer was op veengrond met veel sloten en smalle percelen, hierbij wel eens geholpen. Boeren sloegen hiermee twee vliegen in één klap: de sloot dicht met gratis opvulmateriaal én de troep snel en ‘voor altijd’ kwijt. Aan het zicht onttrokken onder een toplaag van zwarte grond. Tenminste dat was de gedachte in die tijd en niemand maakte zich er druk om. Het milieubewustzijn was nog niet zo ver ontwikkeld om in te zien dat dit op de lange termijn toch niet zo’n goed idee was.
Dat inzicht kwam pas toen er al heel veel sloten met afval waren gedempt, zoals bijvoorbeeld in de Krimpenerwaard. In dit veenweidegebied zijn vanaf de jaren vijftig tot aan de jaren tachtig in totaal vijfduizend sloten gedempt met afvalmateriaal. Omdat alles opgraven een enorme kostbare klus zou zijn en de risico’s van het gedumpte materiaal beheersbaar zijn, zijn de gedempte sloten voorzien van een schone afdeklaag van – na inklinken - minimaal 40 cm dik. De afdeklagen in het uitgestrekte veenweidegebied worden gecontroleerd door milieumedewerkers, die handmatig op een systematische wijze met een stok in de afdeklaag prikken tot ze op dempingsmateriaal stuiten.
Dat moet toch anders kunnen, dachten ze bij de Omgevingsdienst Midden Holland waaronder de Krimpenerwaard valt. Samen met SIKB gaan ze onderzoeken of extensieve onderzoekstechnieken, zoals grondradar, de prikstok kunnen vervangen en of de afdeklagen op een snellere en nauwkeurige manier in kaart te brengen en te monitoren zijn. Dat zou een enorme efficiëntie- en kwaliteitsslag kunnen betekenen. En een opsteker voor innovatieve onderzoeksmethoden die in het bodemonderzoek op locatieniveau nooit echt voet aan de grond hebben gekregen.
Nu er nieuwe vragen ontstaan om op gebiedsniveau bodemkwaliteiten en -samenstelling in kaart te brengen, vragen die niet eenvoudig met boren en prikken kunnen worden beantwoord, zal de belangstelling voor alternatieve technieken groter worden. Tot voor kort hadden we nog geen idee dat deze vragen zouden komen. Net als dat we in de jaren zeventig geen idee hadden dat we decennia later zo anders over de bodem denken, en dat die ‘paar’ praktische slootdempingen ooit werk en innovatie zouden opleveren.