Symposium dendrochronologisch onderzoek
Wat een vingerafdruk van een boom aan kennis kan opleveren
Ons houten geheugen
En hoe jaarringen honderden jaren geschiedenis in beeld brengen
‘Nooit geweten dat een verrotte balk zoveel verhalen kan vertellen’, stelde een erfgoedadviseur verrast vast na afloop van het symposium over dendrochronologie. En voor een restaurator ‘werd een stukje hout opeens een foto en een film waarin honderden jaren geschiedenis bleken te zijn vastgelegd’. Het enthousiasme van de deelnemers aan de bijeenkomst op 2 november klonk lang door. En allen deelden de eerder uitgesproken stelling hoezeer dendrochronologie kan bijdragen aan meer samenwerking tussen tal van disciplines en tussen ‘erfgoedfamilies’ – en ook hoe noodzakelijk die synergie is.
Het symposium van Esther Jansma
Dagvoorzitter Jos Bazelmans, hoofd van de afdeling archeologisch erfgoed bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, opende het symposium over dendrochronologisch onderzoek, met een dankwoord aan dendrochronoloog Esther Jansma, die wegens ziekte ‘haar’ symposium niet kon bijwonen. Niet alleen Bazelmans, maar na hem ook de sprekers, getuigden van hun bewondering voor het vele werk dat Jansma heeft verricht met haar onderzoek.
Uitwisseling van gegevens
De Vlaamse dendrochronoloog Kristof Haneca, verbonden aan het Agentschap Onroerend Erfgoed, benadrukte, na eerst te zijn geïnterviewd door Bazelmans over zijn belangstelling voor dit vakgebied, dat dendrochronologie een wetenschappelijke discipline is die ook vandaag nog in volle ontwikkeling is. Zowel methodologisch als technologisch, maar ook door de steeds groter wordende datasets en uitwisseling van die gegevens kan er meer synthese plaatsvinden.
In zijn presentatie toonde Haneca onder andere de historische informatie die de jaarringen van het hout uit de Onze-Lieve-Vrouwhemelvaartkerk in Damme hadden opgeleverd. Hij hield het publiek voor dat data betekenisvol en informatief zijn. ‘Zij kunnen antwoord geven op vragen als wat, wanneer, waar en hoe’ ‘Maar echte kennis’, stelde hij, ‘komt door synthese. De analyse van informatie uit verschillende bronnen, gecombineerd met de ervaring, de waardering en het inzicht van de onderzoeker. Het uitwisselen van data maakt ook het stellen van nieuwe onderzoeksvragen mogelijk.’
Anonieme schilder
Het belang van kennisuitwisseling en synthese benadrukte vervolgens ook Leonore van Sloten. Als conservator van het Rembrandthuis leidde zij het onderzoek naar de anonieme schilder van het werk ‘Landschap met de Rust op de Vlucht naar Egypte’, gedateerd tussen 1645 en 1650. Het vermoeden is ‘dat dit schilderij van een boom, op een stukje van een boom’, van de hand van een leerling van Rembrandt is, of een navolger van hem. In een sprankelend betoog liet zij de diverse, uiteenlopende onderzoekstechnieken zien die zijn toegepast. Tegelijkertijd vond dendrochronologisch onderzoek plaats naar de drager, een paneel bestaande uit twee horizontale planken. Van Sloten had daarvoor twee onderzoekers, apart van elkaar, uitgenodigd, zonder elkaar inzage in hun rapport te geven. Er bleken diverse verschillen in de resultaten te zijn. Wel kwam de datering overeen: ‘beide metingen kwamen voor de bovenste plank (met een minimaal verschil) uit op de conclusie dat het paneel beschilderd kan zijn vanaf halverwege de jaren 1640’. Een definitieve vaststelling van de schilder is nog niet mogelijk, stelde Van Sloten vast. Zij werkt aan verder onderzoek en een publicatie hierover.
Leonore van Sloten (museum Rembrandthuis)
Investeer in ons houten geheugen
Archeoloog Erik Graafstal, werkzaam bij de gemeente Utrecht, ging daarna in op dendrochronologie en historische beeldvorming van de Romeinse grens in de Rijndelta. De limesweg tussen Vechten en Valkenburg (Zuid-Holland) is een van de best gedocumenteerde wegen die we uit de Romeinse wereld kennen. Het onderzoek in vooral Leidsche Rijn heeft veel informatie opgeleverd over de bouw- en onderhoudsgeschiedenis van de limes en op de complexe wisselwerking met het dynamische landschap. Met name tussen 100 en 125 na Christus zijn veel steigers, kademuren en bruggen en andere werkzaamheden aangelegd. De gebruikte eiken bomen dateren alle uit het jaar 93. De iepen uit 94, 95 en 96 na Christus. Dat kan niet anders betekenen, aldus Graafstal, dat voor deze werkzaamheden eerst een houtdepot moet zijn aangelegd. Hij had diverse aanbevelingen, onder de kop ‘Investeer mee in ons “houten geheugen”! ‘Bemonster ruim, als het kan volledig. Denk om reservemonsters – lang niet alle jaarringschijven “doen het”. Denk ook aan andere kansrijke soorten: es, iep, zilverspar. Laat je adviseren door de specialist ten aanzien van de beste plek voor bemonstering. En betrek bij een houtopgraving een houtspecialist – in het veld!’
Dendrochronologie in de praktijk
Na een pauze kregen de (bijna honderd) deelnemers gelegenheid een van drie aangeboden pop up laboratoria te bezoeken. Petra Doeve (BAAC) presenteerde in haar lab het feitelijke jaarringonderzoek. Zij liet de werkzaamheden zien die worden verricht bij een dendrochronologisch onderzoek naar onder andere een schilderij.
In lab 2 ging Silke Lange (BIAX) in op vragen die met het hele terrein van vooronderzoek, onderzoeksvragen, selectie, bemonstering en verpakking aan de orde komen.
Het derde lab was de analoge en digitale jaarringbibliotheek bij de RCE, opgebouwd door Esther Jansma. Hella Hollander (DANS) en Daniel Saveur (Carnyx/RCE) informeerden de aanwezigen onder andere over ARIADNE, dat vele bestaande digitale archieven op het terrein van de archeologie en de bouwhistorie combineert en ontsluit. Voorbeelden hiervan zijn de archeologische gegevens van DANS/EASY en de dendrochronologische gegevens in het nationale DCCD repository.
Dendrolab jaarringdonderzoek (Petra Doeve, BAAC)
Dendrolab voor archeologen (Silke Lange, BIAX)
Het dendrolab van de RCE
Onderzoek helpt behoud van stolpen
Dieuwertje Duin (Archeologie West-Friesland), nam vervolgens in haar presentatie de deelnemers mee in de teloorgang van veel stolpboerderijen in Noord-Holland. Jaarlijks worden er zo’n 20 gesloopt. Een inhaalslag tot behoud van deze karakteristieke boerderijen wordt gesteund door dendrochronologisch onderzoek, om de historie te boekstaven. De nu bekende oudste boerderij dateert uit 1560, waarvoor eikenhout – gekapt in 1559 – uit Noorwegen is gebruikt. De in de afgelopen jaren opgebouwde kennis heeft tot nieuwe bewustwording en veel waardering voor de stolpboerderij geleid, kon Duin verheugd constateren.
Dieuwertje Duin (Archeologie West-Friesland)
Handreiking voor alle betrokkenen
Als afsluiting van de bijeenkomst presenteerde archeologe Esther Wieringa de nieuwe Handreiking die in opdracht van SIKB, RCE en ERM is opgesteld. Deze praktische handreiking met checklist helpt opdrachtgevers bij het geven van een opdracht tot dendrochronologisch onderzoek. Bij deze handreiking is ook een informatieblad ontwikkeld over de beste wijze van monstername.
Meer multidisciplinaire verbinding
Dagvoorzitter Jos Bazelmans constateerde dat er grote stappen zijn gezet in de ontwikkeling van dendrochronologie en het verzamelen van de opgeleverde gegevens, maar dat er nog veel werk aan de winkel is. Zowel wat betreft het delen van gegevens, als in de samenwerking met andere wetenschappelijke disciplines. ‘We moeten op zoek gaan naar nog meer multidisciplinaire verbinding, nog meer kennisborging en nog meer mogelijkheden tot ontsluiting’, riep hij de deelnemers op.
Wilt u meer weten over dendrochronologie of de handreiking bestellen of downloaden klik dan hier.